Informatie over wormeninfectie bij huisdieren en mensen

Bij de hond en kat zien we geregeld een wormeninfectie. Er zijn tal van verschillende soorten wormen: rondwormen, lintwormen, longwormen en hartwormen. We geven u graag meer informatie over de soorten wormen en de manieren van mogelijke besmetting.

Besmetting met rondwormen

Een hond of kat kan besmet raken op de volgende manieren:

opname van wormeieren (die overal verspreid liggen in de omgeving)

opname van een geïnfecteerde prooi, zoals knaagdieren of vogels die wormeneitjes hebben opgenomen


Pups en kittens kunnen zich ook besmetten:

pups kunnen in de baarmoeder al besmet worden door rondtrekkende larven (dit gebeurt niet bij kittens)
de larven kunnen zich in de moeder ook naar de melkklieren verspreiden, zodat pups en kittens besmet kunnen raken via de moedermelk. 

Het is daarom belangrijk om bij zowel het moederdier als de jongen vroeg te beginnen met ontwormen. 

Honden en katten kunnen op verschillende manieren besmet raken met rondwormen. Daarom komen deze wormen ook veel voor. Bovendien produceren deze wormen grote hoeveelheden wormeieren, soms zelfs 200.000 eieren per dag. Hiermee besmetten ze de buitenomgeving, zoals parken, wandel- en voetpaden en zandbakken. Deze wormeieren kunnen in de bodem zo’n 3 tot 5 jaar overleven.

Volwassen honden en katten zullen niet snel ziek worden van wormen en kunnen ongemerkt wormen met zich meedragen, maar dan wel wormeieren uitscheiden. Zo vormen ze een besmettingsbron voor andere dieren en de mens.

Jonge dieren kunnen wel ziek worden. Dit uit zich vaak in braak- of diarreeklachten of een slechte groei, maar kan ook zorgen voor een doffe vacht of bloedarmoede.

Besmetting door lintwormen

Bij zowel de hond als de kat kan de hondenlintworm voorkomen. Deze worm kan enkele centimeters tot meer dan een meter lang worden. De worm bestaat uit verschillende segmenten, waarbij de rijpe segmenten afbreken en zich via de anus naar buiten bewegen. Deze zijn op de ontlasting te zien als rijstkorreltjes en kunnen meer dan honderden eitjes bevatten. Vlooien of knaagdieren nemen deze eitjes op en dienen als tussengastheer. Een hond of kat kan zich daardoor alleen besmetten door geïnfecteerde vlooien of knaagdieren op te nemen.

Mensen en dan voornamelijk kinderen kunnen zich besmetten door een geïnfecteerde vlo of een vlooienlarve op te nemen.

Taenia soorten komen voor bij de hond en de kat. Ook deze worm bestaat uit segmenten, die afbreken en met de ontlasting mee naar buiten komen. Daarna worden de eitjes door tussengastheren opgenomen, zoals ratten, muizen en andere diersoorten. De hond of kat besmet zich door het opeten van een geïnfecteerde tussengastheer of door rauw slachtafval.

De vossenlintworm komt voornamelijk voor bij de vos en soms bij de hond of kat. De segmenten van deze worm zijn bijna niet te zien met het blote oog. Hierbij dienen knaagdieren als tussengastheer en een besmetting vindt dus plaats door het opeten van een tussengastheer.

Een besmetting met een lintworm leidt meestal niet tot ziektesymptomen. Bij een infectie met de hondenlintworm kan jeuk ontstaan aan de anus, doordat de wormsegmenten actief naar buiten kruipen. Hierdoor kunnen dieren gaan “sleetje rijden”. Soms kan een infectie leiden tot bijvoorbeeld een doffe vacht of diarree.

Andere wormen waarmee uw hond of kat besmet kan raken zijn:
vossenlongwormen: een vos of hond besmet zich met deze worm door het opeten van een geïnfecteerde slak. De larven dringen door de wand van de darm en verplaatsen zich naar de longen.

kattenlongworm: heeft dezelfde levenswijze als de vossenlongworm. Ook katten besmetten zich door het opeten van een tussengastheer, dit kan een geïnfecteerde slak zijn of bijvoorbeeld een vogel of knaagdier die een geïnfecteerde slak op heeft gegeten. 


Longwormen komen maar af en toe voor in Europa, maar worden de laatste tijd meer gezien in Italië, Portugal en soms in Nederland. Een geïnfecteerde hond of kat krijgt ademhalingssymptomen, zoals hoesten of ademhalingsproblemen. Deze wormen zijn niet besmettelijk voor mensen.

grote hartworm: kan door meer dan 70 soorten muggen worden overgebracht. De hartworm komt vooral voor in de (sub-)tropische gebieden, zoals Zuid- en Oost-Europa, maar ook in Frankrijk. Uw huisdier kan dus besmet raken als hij meegaat op vakantie. De mens kan zich in zeldzame gevallen besmetten met de larve van de grote hartworm door een steek van een besmette mug.

volwassen kleine of Franse hartworm: leeft vooral in de longbloedvaten en in het rechter deel van het hart. De larven ontwikkelen zich in het longweefsel waarna ze opgehoest worden en ingeslikt kunnen worden. Via de ontlasting komen ze in de buitenwereld en kunnen worden opgenomen door een tussengastheer (slak of kikkers). Een hond of kat besmet zich door het opnemen van een geïnfecteerde tussengastheer.

Preventieve maatregelen voor mens en dier

Om het risico op een worminfectie voor uw huisdier(en) en uw gezinsleden te minimaliseren, raden wij aan om de volgende preventieve maatregelen te nemen: 

Ontworm uw hond of kat regelmatig: 4 keer per jaar. Herhaal de ontworming eventueel na 2 weken.
Ontworm pups regelmatig: op 2, 4, 6 en 8 weken leeftijd en daarna 1 keer per maand tot een leeftijd van 6 maanden. Vervolgens kan de hond, net als een volwassen hond, 4 keer per jaar ontwormd worden.

Ontworm kittens ook op jonge leeftijd: als ze 3, 5 en 7 weken oud zijn. Daarna 1 keer per maand tot een leeftijd van 6 maanden. Vervolgens kan de kat, net als een volwassen kat, 4 keer per jaar worden ontwormd.
Een moederdier met zuigende pups of kittens ontwormt u tegelijkertijd met haar pups of kittens.
Was altijd de handen vóór het eten, zeker nadat u in de tuin heeft gewerkt of als u contact heeft gehad met honden of katten.
Spoel kattenbakken regelmatig met kokend water.
Vermijd contact met ontlasting van honden of katten.